Nederlandse joden hadden in Limburg de meeste kans om onder te duiken en de Holocaust te overleven. Dat blijkt uit het proefschrift over de vervolging van joden en Sinti in Limburg tijdens de Tweede Wereldoorlog, waarop de Beekse historicus Herman van Rens vandaag promoveert aan de Universiteit van Amsterdam.
Op basis van studie en nauwgezet onderzoek in de archieven van 108 gemeenten, die Limburg in mei 1940 telde, stelt Van Rens dat de joden in Limburg meer kans hadden dan in andere provincies om onder te duiken en te overleven.
Volgens de historicus werkte de Sicherheitspolizei in Limburg minder efficiënt dan elders in het land. Waar in Amsterdam en de noordelijke provincies razzia’s plaatsvonden en de joden onverwacht werden opgepakt, kregen ze in Limburg een oproep om zich voor transport te melden. Tot dat moment – er zat minimaal een dag tussen – hadden de joden de tijd om onderduiken te overwegen. Als die mogelijkheid daadwerkelijk bestond, besloot de helft van hen dat uiteindelijk ook te doen.
Het waren morele leiders, zoals pastoor Henry Vullinghs van Grubbenvorst en dominee Gerard Pontier in Heerlen, die hun volgelingen op het hart drukten de vervolgde joden onderdak te verschaffen.
Ondanks die steun van veelal kleine, gesloten katholieke en gereformeerde gemeenschappen in Noord-Limburg en de Oostelijke Mijnstreek, slaagden de nazi’s erin ruim de helft van de 1.500 Limburgse joden te vermoorden.
Geef een antwoord